Gebaren leren
Het leren van gebaren is moeilijk. Ieder begrip kent zijn eigen gebaar. Sommige gebaren hebben een relatie tot het woord, zoals autorijden, waarbij je je handen zó houdt alsof je een stuur vasthoudt. Andere gebaren hebben daarentegen niks met het woord te maken. Gebarentaal wordt vaak geleerd door ouders van dove kinderen of mensen die geïnteresseerd zijn in de taal. Ook kan het zijn dat je tijdens het werk in aanraking komt met doven en slechthorende. Dat kan goed, want we hebben maar liefst 1,7 miljoen doven en slechthorend in Nederland. Ongeveer 1 op de 10 mensen is namelijk doof of slechthorend. En daar wil je natuurlijk wel mee kunnen communiceren.
Grammatica
Een groot verschil met de gesproken taal is de grammatica. Waar je in het Nederlands zegt: “Klaas rijdt in een auto”, is dat in gebarentaal: “Klaas in auto rijden”. Oftewel: je spreekt onderwerp-werkwoord-lijdend voorwerp en gebaart onderwerp-lijdend voorwerp-werkwoord. Bij gebaren is richting en houding ook heel belangrijk. Neem het woord geven. Beweeg je van jezelf naar een ander, dan geef je iets aan iemand. “Ik geef aan jou.” Beweeg je van een ander naar jezelf, dan geeft diegene aan jou. “Jij geeft aan mij.”
Manieren
In Nederland zijn er verschillende manieren waarop je gebarentaal kunt leren. Zo zijn er online cursussen e trainingen waar je door middel van filmpjes de gebaren kunt leren. Ook bestaan er zogenoemde gebarencafés. Dit zijn avonden die eens per maand worden georganiseerd in “normale” kroegen speciaal voor doven en slechthorende. Van het barpersoneel wordt dan verwacht dat ze wat gebaren kennen, zoals die voor bier, fris, wijn en betalen. Dé plek bij uitstek om je gebarentaal te oefenen.